Home
Burggraaf betekenis
- Categorie: Burggraafschap
Burggraaf (Lat.: praefectus, vicecomes, burggravius, castellanus; Fr.: châtelain, vicomte; Eng.: viscount), in de middeleeuwen een hoge militaire functionaris, min of meer te vergelijken met een garnizoenscommandant van hoge rang die, zetelend op een burcht of vesting namens een (opper)leenheer militair- administratief werkzaam was in het gebied van een leenman.
De functie was belangrijk in het graafschap Vlaanderen, waar vanaf de regering van Boudewijn V (1035-1067) de burggraaf de vertegenwoordiger van de graaf in de verscheidene kasselrijen was. Hij dankt zijn naam aan het feit dat hij het bevel voerde over de grafelijke burcht, die het militaire, administratieve en gerechtelijke centrum was van de kasselrij. Oorspronkelijk was hij een ambtenaar, maar spoedig werd hij als houder van een ambtsleen een rechtstreekse vazal van de graaf. Doordat het ambt in het bezit van machtige families kwam, werd het gezag van de graaf over zijn burggraven sterk uitgehold. Tegelijkertijd werden echter ook het gezag en de bevoegdheden van de burggraven sterk aangetast door de oprichting van stedelijke schepenbanken en door de verlening van keuren en privileges aan de opkomende steden.
Om zijn gezag zowel tegenover de burggraven als tegenover de steden te redden, besloot graaf Filips van de Elzas (1169-1191) de burggraven te laten flankeren door een nieuw type agent, nl. de baljuw, die door de graaf werd benoemd, bezoldigd en ontslagen werd en dus een echte ambtenaar was in de moderne zin van het woord. Vanaf het begin van de 13de eeuw waren de baljuwen de werkelijke dragers van het grafelijke gezag, zowel in de steden als de kasselrijen en verloor de functie van burggraaf elke betekenis. Zij verdween meestal of werd herleid tot louter een eretitel.
In de Noordelijke Nederlanden bestonden vroeger de burggraafschappen Zeeland, Leiden, Montfoort, Utrecht, Nijmegen, Stavoren en Coevorden.
De burggraaf werd in de middeleeuwen ook wel kastelein genoemd. In Limburg heeft ‘de Burggraaf’ vanaf de middeleeuwen de betekenis van een gracht rondom een verstrekte plaats zoals in Venraij.
Jan Sibrandsz - land van Vianen
- Categorie: Holland
De parenteel van Jan Sibrandsz, waarbinnen veruit de meeste naamdragers “Burggraaf en Burggraaff” vallen, is met 4400 personen in meer dan 1000 gezinnen verdeeld over 23 generaties, bijzonder groot geworden. Daarom is de reeks opgesplitst.
Afgesplitst zijn 6 stamvaders met veel nakomelingen
- Arij Cornelis (1725-1793) gehuwd met Anna Ramp, zij gaan wonen in Koudekerk (aan den Rijn) (C)
- Teunis (1732-1809) gehuwd met Marijgje Bouw, zij blijven in de Alblasserwaard (D)
- Jan (1750-1812) gehuwd met Elsje Samsom (E)
- Jacob (1752-1809) gehuwd met Marretje Zaal (F)
- Arie (1756-1824) gehuwd met Ariaantje Griffioen (G)
- Aart (1761-1826) gehuwd met Marrigje de Waaier (H)
Jan, Jacob, Arie en Aart zijn broers en groeien op in Zegveld. Vader Philippus (1713-1808) is de oudere half-broer van Teunis (1732-1809). Hij vestigt zich, via een kort verblijf te Waarder, in Zegveld. In deze streek komt nog steeds het grootste aantal Burggraaf-en voor.
De resterende reeks is opgedeeld in twee stukken.
- De oudste acht generaties, vanaf Jan Sibrandsz (A) verblijven te Ameide en Tienhoven.
- Vanaf Bernard Jansz (B) komt de toenaam Burggraaf in gebruik, gerelateerd aan “de Burggraaf” nabij Meerkerk.
Immigranten te Leiden
- Categorie: Holland
In de 16e en 17e eeuw treffen we in Leiden vele immigranten aan. Een bijzondere stroom vormen de vluchtelingen uit Vlaanderen vanwege de reformatie en/of de rampzalige economische situatie daar.
Vlaanderen Kleinere Fragmenten
- Categorie: Vlaanderen
Petrus Claysz de Burghgraeve & Maria Hoorens (vanaf 1640) te Moorslede (4 generaties).
Pieter Deburghgraeve & Paulyncken Scheemaecker. Zij trouwen in 1702 te Kemmel. Nageslacht Kemmel, Langemark (9 generaties)
Marijn de Burghgraeve (1670-1725) & Cathelijne Moucke. Oostnieuwkerke. Moorslede, Passendale (8 generaties)
Pagina 1 van 2